Columns van André Manuel

Fotocredits: Emiel Neuderman 
Koning Onbenul van de Provocatie

Ooit heb ik in een theatervoorstelling mensen op de eerste rij in het gezicht gespuugd. Ik ben daar niet trots op. Het hoorde weliswaar bij het programma en ik ben er nog steeds van overtuigd dat die artistieke vrijheid er behoort te zijn, maar laten we wel wezen, iemand in het gezicht spugen is niet iets waar je ergens op het eind van je carrière definitief op afgerekend wil worden. Waarom dan toch? 
 
"Ze zouden me met pek en veren het theater uit jagen. Of voor de kust van Zandvoort in zee flikkeren."
 
Het programma speelde in een periode waarin ons land werd overspoeld door stille tochten tegen zinloos geweld. Al die Nederlanders die achter elkaar aan sjokten om te protesteren tegen moord en doodslag, ik vond het verschrikkelijk sneu. Ik zag mensen die alleen maar in de benen kwamen voor een slachtoffer uit het eigen clubje en het geweld tegen andersdenkenden in een land waar de olie rijkelijk moest blijven vloeien schouderophalend accepteerden. Een boze jongeman. Dat was ik. De ongekroonde Koning Onbenul van de Provocatie. En ik denk dat ik daar nu niet meer mee weg zou komen. In een theater waar mensen achter schotjes zitten, hun gezondheid op het spel zettend voor een kans op topamusement, uitgerust met zelf in elkaar geknutselde mondkapjes en dan Meneertje Manuel die in plaats van een hartelijk woord van welkom zijn hooggeëerde publiek vol in het gezicht spuugt. Ze zouden me met pek en veren het theater uit jagen. Of voor de kust van Zandvoort in zee flikkeren. En dat is opmerkelijk. Want de rol van de kunstenaar in onze samenleving is nu juist om met de regelmaat van de klok de brave burgerij te provoceren. En nu er een splinternieuw taboe aan het ontstaan is op menselijk contact, waarin we de medemens voornamelijk zien als wandelende besmettingsbron, zou het juist nu van lef getuigen om een voorstelling te maken waarin de theatermaker niks anders doet dan anderhalf uur achter elkaar zijn toeschouwers in het gezicht te spugen. Dat de kunst zich weer eens op het gebied begeeft waar het de consument daadwerkelijk en compromisloos raakt. Het zal alleen niet gaan gebeuren. We zijn de provocatie al decennia voorbij. Het meeste geweld is inmiddels al amusement geworden en een seriemoordenaar iets dat we alleen op Netflix accepteren.  
 
Het engagement van een kunstenaar als Banksy is allang begraven onder het absurde prijskaartje dat we eraan hebben gehangen. En een toeschouwer in het gezicht spugen? 
Dat zal nooit meer gaan gebeuren. Want de klant is inmiddels koning. En al ons praten niks dan consumptie.  
 
Fotocredits: Emiel Neuderman 

Gepubliceerd op 19 mei, geschreven door André Manuel

Beeld Maureen van Munster
Wat ik mis

Wat ik als theatermaker het meeste mis? Het is in ieder geval niet het applaus. Je weet bij het gemiddelde applaus in dit land gewoon nooit zeker of het publiek het fantastisch vond of dat ze vooral blij zijn dat het is afgelopen. Ik vertrouw het applaus niet. Soms zijn het dezelfde handen die een week daarvoor nog in het Gelredome voor de Snollebollekes hebben staan klappen. En die handen zitten dan weer vast aan armen die er niet voor terugdeinzen om over een jaar uitbundig te zwaaien naar de zoveelste politieke rattenvanger die ze gouden bergen belooft. Er zijn ook heel veel optredens geweest waar ik aan het eind van de voorstelling heb staan buigen voor een leeggelopen zaal. En juist die optredens koester ik. Omdat toen alles op zijn plaats viel.  

"Tonnen aan omzet? Daar moet ik zo’n tien theaterprogramma’s voor maken." 

 
Wat ik als theatermaker ook niet mis zijn de inkomsten die ik nodig heb om mijn BV draaiende te houden. Ik ben als arbeidersjongen geboren en ik hoop als arbeidersjongen dood te gaan. Ook de grote zalen mis ik niet, al ben ik naar alle waarschijnlijkheid voor het eerst in mijn carrière in staat om ze te vullen. Ik heb best wel een beetje bewondering voor collega’s die erin slagen om in het theater de miljonairsstatus te behalen, maar het geeft hun voortdurende gefoeter op alles en nog wat ook iets intens treurigs. Ik kan alleen maar grinniken als ik van collega’s hoor dat deze crisis ze waarschijnlijk tonnen aan omzet gaat kosten. Tonnen aan omzet? Daar moet ik zo’n tien theaterprogramma’s voor maken. 

"Dat ik mijn publiek niet meer hoor, niet meer zie, niet meer ruik, dat vind ik echt verschrikkelijk."


Wat ik wel mis is de directe confrontatie met mijn publiek. Hun besmuikte reacties. Hun bulderende lach. Hun oprechte woede. Het onderlinge gescheld (‘Als het je niet bevalt dan flikker je toch gewoon lekker op!’) Dat ik mijn publiek niet meer hoor, niet meer zie, niet meer ruik. Dat ze fysiek uit mijn directe omgeving zijn gerukt, dat vind ik echt verschrikkelijk.  
Want waar moet ik naar toe met mijn superieure beledigingen als er niemand meer kan weglopen omdat ze toch allemaal al met hun dikke reet thuis zitten? 


Gepubliceerd op 24 april, geschreven door André Manuel