Columns van Marco Krijnsen

De beste Madame Butterfly

Wie Madame Butterfly zegt, kan niet om Anneke van der Graaf heen. Bij Opera Forum vertolkt ze de rol in de gelijknamige opera van Puccini ontelbare keren. “Er is in het naoorlogse Nederland geen Butterfly geweest zoals ik”, zegt ze zelf. “God, wat hield ik van die rol.” 
Van der Graaf ontvangt als eerste zangeres in Nederland na de oorlog de Prix d’Excellence en trekt daarna als concertzangeres door heel Europa, van Rome tot Parijs. In 1955 komt ze bij het net opgerichte Opera Forum in Enschede terecht, waar ze als sopraan tot 1972 een vaste waarde wordt. Tijdens een van de producties ontmoet ze tenor Harry France. Ze worden verliefd en staan op het punt te trouwen. Maar dan slaat het noodlot toe. Op Paaszaterdag 1975, vijf dagen nadat hij haar ten huwelijk heeft gevraagd, overlijdt France plotseling. 

Ook in ander opzicht laat de operacarrière zijn sporen na. Van der Graaf houdt een hartinfarct over aan het hectische leven. “Forum slokte me helemaal op. Helemaal. Die busreizen en dan thuiskomen om drie uur ’s nachts: een normaal leven was niet mogelijk. De werkdruk was ook enorm. Mijn slechte gezondheid heb ik te danken aan Forum, en aan Forum alleen. Al had ik het natuurlijk voor geen goud willen missen.” 
Een opmerkelijk tussendoortje is haar deelname aan het Nationaal Songfestival van 1958. De concurrentie in de voorronde is ongekend sterk met Greetje Kauffeld, Willy Alberti, Rita Reys en Corry Brokken. Laatstgenoemde zal later het Eurovisie Songfestival winnen met ‘Een beetje’.  
Na haar afscheid bij Opera Forum wordt Anneke de Graaf zanglerares in Haaksbergen. Een van haar bekendste leerlingen is Ernst Daniël Smid. De Graaf overlijdt in 2009.


(Bron: ‘En Route: de geschiedenis van Opera Forum Filharmonisch’) 

Gepubliceerd op 12 juni 

Is er een dokter in de zaal?

De Nationale Reisopera uit Enschede heeft de eer om op 21 april 2001 het nieuwe Rabotheater in Hengelo te openen met een uitvoering van de eigentijdse opera ‘Creon’ van Huub Kerstens. Het is een wereldpremière, waarvoor de landelijke en zelfs internationale media zijn uitgerukt. Die zien dat hoofdrolspeler Julius Best (als Oedipus) na een half uur helemaal de kluts kwijtraakt. De Amerikaanse tenor slaat hele dialogen over en pendelt voortdurend tussen coulissen en podium, tot verbijstering van collega-zangers en de luid soufflerende dirigent Thierry Fischer. Op een gegeven moment tikt de dirigent af en betreedt de operadirecteur het podium met de vraag: ‘Is er een dokter in de zaal?’. Onder de genodigden voor de première bevinden zich twee artsen, die vaststellen dat Best een licht herseninfarct heeft gehad en zo snel mogelijk naar het ziekenhuis moet. 

Maar: the show must go on. Er wordt snel een noodoplossing gevonden. Regisseur Peter te Nuyl neemt de hoofdrol over, hij doet dat mimend. Vanuit de orkestbak neemt koordirigent Nicolas Mansfield de zangpartijen voor zijn rekening. Dat gaat goed. Julius Best krijgt na de ziekenhuisopname bloedverdunners mee en kan de dag erna weer gewoon optreden.  

Gepubliceerd op 10 juni

Van de kaart door Mahler

Jaap van Zweden wordt in december 1995 gestrikt als nieuwe chef-dirigent van het Orkest van het Oosten. Hij is tot dat moment vooral bekend als eerste violist van het Concertgebouworkest. Van Zweden blijkt al gauw een enorme perfectionist. Op een dag valt hij uit naar een orkestlid, dat verkeerd inzet tijdens de repetities. “Sorry, ik kan toch een keer een fout maken, Jaap?”, zegt de musicus. Van Zweden legt daarop zijn stokje neer en antwoordt: “We zitten hier met 88 man. Als iedereen nou een fout maakt, dan heb je 88 fouten.” 

De dirigent stuwt het orkest op naar grote hoogte. Er zijn succesvolle optredens in binnen- en buitenland, zoals in 2005 de Tweede Symphonie van Mahler in de Symphony Hall in Birmingham. Harm Mannak, destijds directeur van het Orkest van het Oosten, vertelt later nog vaak over die bewuste avond. “Er zaten wel 2.000 mensen in de zaal, er was een enorme concentratie bij het publiek en bij de musici, de volle 92 minuten. Ik zag veel mensen met tranen in de ogen toen het afgelopen was, ook onder de musici. Na afloop ving ik Jaap van Zweden op naast het podium; ook hij was van de kaart. Ik heb een hele tijd met hem tegen de deur gezeten. Een uur na het concert kon ik mijn toespraak nog niet goed houden. In die zaal, daar gebeurde wat!”

(Uit het boek ‘Het verhaal 1933-2033’ over het Nederlands Symfonieorkest) 

Kijk hier voor meer verhalen uit het Souffleurshokje. 

Gepubliceerd op 2 juni

Louis Armstrong: You’ll Never Walk Alone

Bij de studentenvereniging van de Hogere Textielschool hebben ze eind jaren vijftig een spectaculair idee: laten we Louis Armstrong en zijn band vragen om te komen spelen voor ons lustrum. De Amerikaanse jazzlegende maakt 1959 een tournee door Europa. Waarom zou hij dan ook Enschede niet kunnen aandoen?  
Winkeliers uit de Haverstraat zijn bereid tot een financiële bijdrage en Armstrong zegt toe. 
Als locatie voor het concert is gekozen voor het Diekmanstadion. De grote uitdaging is om de band zo neer te zetten dat alle toeschouwers het optreden goed kunnen zien. Er wordt een draaiend podium gebouwd op de middenstip, voorzien van acht gummiwielen en een elektromotor. Het draait heel langzaam, anders zouden de muzikanten er last van krijgen. 
De publieke belangstelling valt behoorlijk tegen. Het stadion is allesbehalve uitverkocht: de krat telt hoogstens 5.000 toeschouwers. Het podium staat dus tijdens het concert gewoon stil.  Toch zal het optreden van de maestro legendarisch blijken. Een van de nummers die Armstrong en zijn band spelen, is: ‘You’ll Never Walk Alone’. Op dat moment is het nog een vrij onbekend nummer uit de musical Carousel. Pas in 1963, in een uitvoering van Gary and The Pacemakers, wordt het een echte hit. Nog later wordt het nummer omarmd door de fans van FC Twente, de club die begon in datzelfde Diekmanstadion.  

Geschreven door Marco Krijnsen

Vier dagen vakantie in Twente

Voor veel gezelschappen en artiesten zijn optredens in Twente jarenlang een logistieke uitdaging. Ze beschikken vaak niet over eigen auto’s en zijn afhankelijk van het openbaar vervoer. Voorstellingen beginnen daarom vaak vroeg, zodat acteurs en musici nog net de laatste trein naar het westen kunnen halen. 

“Vroeger speelden we vier dagen achter elkaar in Hengelo-Enschede”, aldus actrice Caro van Eyck in een interview aan de krant in 1962. “We logeerden dan in het hotel Bad Boekelo. Zo werden die dagen buiten het werken om een soort gezellige vakantie.” 

Collega-acteur Albert van Dalsum herinnert zich in datzelfde krantenartikel nog de avond dat hij in Hengelo was en er een Berlijns gezelschap optrad. ‘’Dat wilde nog de nachttrein van meen ik tien uur halen. Het raffelde toen het stuk af en holde, onafgeschminkt, naar de trein!’’ 

Ook zijn er duidelijke verschillen in smaak tussen het publiek in de Randstad en daarbuiten, aldus Van Dalsum: “In Amsterdam en ook in andere plaatsen in het westen mag men heel graag een blijspel zien, en dan mag het best wat frivool zijn. In het oosten houdt men, tenminste zo heb ik het steeds aangevoeld, meer van een stuk waarvan men dan zo graag zegt: daar neem je wat van mee. Laten we zeggen: een probleemstuk.’’

Gepubliceerd op 14 mei. Kijk hier voor meer verhalen uit het Souffleurshokje.


Albert van Dalsum regisseert en speelt Gijsbreght van Aemstel in 1949